weblog:
A website that displays in chronological order the postings by one or more individuals and usually has links to comments on postings.
Raytje
De verzamelde werken – Volume II
De gebruikelijke verzameling van belangrijke informatie, wetenswaardigheden, laatste nieuwtjes, eerste geruchten, roddel, achterklap, onzin en klets.
Reisverslag Canada 2000
In ons on-line hebben we onze belevenissen (vrijwel) meteen op deze site vastgelegd. Het geeft een indruk van onze vakantie. Dat verhaal is nu uitgewerkt tot het hier onderstaande volledige reisverslag.
Voorwoord
Menigeen zal het nu volgende verslag veel te lang vinden. Ik denk dat het alleen interessant is als je min of meer dezelfde reis of stukken ervan hebt gedaan. Of als je je wilt voorbereiden op een soortgelijke reis en wilt weten wat je daar zoal kunt doen. Misschien zul je het beschrijven van de ervaringen van onze kinderen storend vinden. Maar bedenk dat het doel van het nu volgende reisverslag was om een digitaal reisverslag of vakantie album voor ons zélf te maken. Iedereen die het toch wil lezen is welkom, maar wees gewaarschuwd: je moet een lange adem hebben.
Veel plezier!
Raymond
Inhoudsopgave:
- Kananaskis Valley en Banff
- Lake Louise en Yoho Nat’l Park
- Jasper Nat’lPark en de Icefield Parkway
- Glacier en Mount Revelstoke Nat’l Park
- Naar Whistler
- Vancouver
- Wildlife, de beestenboel die we gezien hebben
- Big Hill en de Spiral Tunnels, een beetje geschiedenis van de lokale spoorwegen
- Map Center, de digitale kaartenwinkel
Lake Louise en Yoho Nat’l Park
Beren in Lake Louise
Dit keer is het weer iets anders als gisteren! Het is zwaar bewolkt als we opstaan, ontbijten de tent afbreken en ons eerste wasje draaien. De auto is gelukkig lekker ruim, dus we gooien de slaapzakken, matjes en tent gewoon op een stapel achterin. We rijden Kananaskis Country uit en gaan via de highway, de ‘one’, naar Lake Louise. Onze indruk van Kananaskis Country: hartstikke mooi, maar door het wat trieste weer kwam het niet helemaal tot z’n recht, iets wat je ook op de foto’s ziet. Als de zon schijnt komt er een extra dimensie bij (wat een klets, zeg!).
In Canmore hebben ze een IGA, een goede gesorteerde supermarkt met vers brood en vleeswaren, dus effe boodschappen doen. Daarna doorrijden. Banff is snel bereikt. We besluiten daar te lunchen. We parkeren op dezelfde parkeerplaats als gisteren en eten onder het dak van het muziektentje dat in het park staat. We zijn niet de enige. Er is ook nog een Duits en Koreaans gezin met het zelfde idee. Ondertussen is het gaan motregenen. Na de lunch rijden we verder. Volgens de boekjes is de Bow Valley Parkway (de oorspronkelijke weg tussen Banff en Lake Louise, voordat de nieuwe highway werd aangelegd, zie het kaartje), een ‘scenic drive in all seasons’. Dus mooi geschikt voor een regenachtige dag. In inderdaad, het is een mooie rit. Weer van die eindeloze vergezichten met bossen naar alle kanten. De weg loopt min of meer parallel aan de Bow River, evenals de spoorlijn. Regelmatig kruist de spoorlijn de weg. Het zou nog mooier zijn als de zon scheen. De kids merken er overigens niet veel van: die slapen achterin.
We bereiken een regenachtig Lake Louise en rijden meteen naar de enige camping die ze er hebben, Lake Louise Campground. Als we vragen om een tent plaats is het antwoord is nee. Het gedeelte waar de tenten staan is afgezet, er zijn beren gesignaleerd! Kamperen zal dus niet gaan. Als alternatief geeft men ons Mosquito Creek, een camping 25 kilometer noordelijker. Het is wel een primitieve camping. We willen toch wel kunnen douchen, vooral met de kinderen. We besluiten Mosquito Creek te laten voor wat het is en gaan op weg naar de Kicking Horse Campground in Yoho National Park, zie ook het kaartje. Dat is ‘maar’ 20 kilometer westelijker, maar ze hebben er douches. Het lijkt weer een beetje droog te zijn, en onder de na-druppellende bomen zetten we de tent op. Weer gravel! Ik merk dat als ik de haringen er heel schuin in mep, bijna horizontaal, het wel redelijk gaat. En aangezien het hier toch niet hard waait, kan dat best. De camping ligt heel mooi opgesloten tussen twee bergruggen, het is een heel smal dal. Daarna weer terug naar Lake Louise, om te eten. Het eerste restaurant is veel te duur. Lizet heeft iets gelezen over het lokale hostel, daar kun je schijnbaar ook als niet-gast eten. Dat doen we. In een zeer eenvoudige kantine-achtige eetzaal kun je aan een toonbank eten bestellen. Na een paar minuten roepen ze uit de keuken je bestelling om: het is klaar. Leuk systeem. We zijn niet de enige niet-gast, er zijn mensen van allerlei pluimage die hier komen eten. Het is dan ook eenvoudig maar goed eten hier. Als we hierna nog even boodschappen doen, zien we dat Lake Louise ook een dorpje vol met van die wereldreizigers is.
Lake Louise en zijn lakes
Dachten we eindelijk rustig te kunnen slapen, dat de kinderen gewend waren, rijden er ‘s nachts treinen langs de camping! En dat niet alleen, ze schijnen daarbij ook te moeten toeteren! Een beetje te weinig geslapen worden we wakker. Lizet komt op het idee om in een gemeenschappelijke ‘kitchen shelter’ te ontbijten. Deze hutjes zijn voorzien van een paar picknick banken en twee houtkachels. Dat is natuurlijk bedoeld om ‘s avonds in te koken, maar ‘s morgens valt er net een straaltje zon en warmte binnen. De kinderen hebben ontdekt dat er over deze camping een hoop eekhoorntjes (‘Squirrels’, zie onze wildlife page) rennen. Vooral Manous is gebiologeerd door deze beestjes, die hele tunnels hebben gegraven waar ze door heen rennen. Ze probeert ze te benaderen, maar ze zijn nogal schuw.
Na het ontbijt gaat het richting Lake Louise. Halverwege rijden we een enorm lange goederentrein voorbij, die zich vanuit Field naar boven worstelt. We stoppen even verderop om eens te kijken. Fabian vindt dat natuurlijk prachtig. We staan vlak langs het spoor als ie voorbij komt. De machinist ziet Fabian en Manouschka zwaaien en zwaait terug. Bovendien toetert ie ook nog eens speciaal voor ons. Dat werd het Fabian even te veel: brullen!
Vandaag willen we Lake Louise en Morraine Lake eens gaan verkennen. Maar eerst koop ik een trui in de Samsom Mall (dat klinkt heel wat, maar alleen de meest noodzakelijke winkels zijn er. Een ervan is een t-shirten en truien winkel). Ik verrek al een paar dagen van de kou. Tja, alleen maar rekening gehouden met warm weer, dat krijg je ervan, sukkel.
Het meertje bij LL is erg mooi, maar een beetje ‘uitgemolken’. Het begint al op de parkeerplaats: een speciale parkeerplaats voor bussen, en daarna nog een voor gewone auto’s. Kennelijk is het nog maar net sneeuwvrij, want langs de rand van de parkeerplaats ligt nog een meters hoge berg sneeuw. Manous en Fabian staan al meteen in de sneeuw te dabberen en willen eigenlijk niet mee naar het meertje. Maar goed, na effe spelen en de belofte dat ze straks ook nog even mogen, gaan ze toch mee. Het ‘chateau’ is niet echt een chateau, ‘not’! Het is meer een betonnen kolos van een verdiepingen of tien. Busladingen toeristen worden hier uitgeladen en komen het chateau en meertje bekijken.
Wij lopen langs het meertje en de veelvuldig aanwezige banken die van dikke boomstammen gemaakt zijn. Het publiek is hier toch vooral bejaard, nou ja in ieder geval op leeftijd. We eten langs de kant van het meertje. Zowaar, de zon gaat af en toe schijnen. Dan is het meteen erg lekker. Helaas gooit de wind toch nog wat roet in het eten.
We horen vanaf het chateau blaasmuziek. Als we weer terug lopen, langs het chateau, zien we een ‘origineel zwitserse’ alpenhoren. Net echt hoor! Alleen geen beton dan! We rijden door naar Moraine Lake. Daar is het niet zo druk, en in mijn ogen wel even iets mooier. Hier staat een kleine lodge. Vooral de zon die af en toe even tussen de wolken door schijnt maakt het erg mooi. Maar weer is de wind die ons wegjaagd. Het is ronduit te koud om aan de oever van het meertje te blijven. We picknicken in een parkje dat omgeven is door bomen en dus uit de wind ligt. Als ik naast de boterhammen ook een zak chips en mijn favoriet, een zak Pretzels, te voorschijn tover, vraagt Manous zich af of papa wel in orde is. Overigens laat ze zich deze Amerikaans/Canadese lunch goed smaken. Fabian wil eigenlijk niks anders meer als chips. Dat moeten we in het vervolg toch even anders aanpakken. Dan gaan we terug naar de camping: Fabian moet slapen. We hebben gemerkt dat als we in de auto zitten en hij niet moe genoeg is, hij niet in slaap valt. Dus als we willen dat ie ‘s middags uitrust, moeten we even naar de camping.
We eten weer in Lake Louise, dit keer in een family restaurant. Het wordt een burger met union rings. ‘s Avonds op de camping proberen we vuurtje te stoken, maar het hout is te nat, en behalve een hoop rook, levert het niks op. Tijdens een rondje over de camping kom ik een begin van een wandelroute tegen, ‘the walk in the past’. Er staat een bord met uitleg evenals een stapel kleine kaartjes met een routebeschrijving. De route voert langs een aantal punten die de historie rond de aanleg van de spoorlijn verklaren. Het legt ook de ‘werking’ van de Spiral Tunnels uit. Die route zou ik best wel eens willen lopen…
De Spiral Tunnels
We hebben ‘goed’ geslapen, maar één keer wakker geweest. Na weer een ontbijtje in de shelter met wat zon en warmte maken we de plannen voor vandaag. Zoals al eerder genoemd, de Spiral Tunnels: de treinen rijden hier via een 8-vormig spoor naar boven, omdat de helling van de berg zelf te steil is. Dat gaan we vandaag eens beter bekijken, maar eerst een beetje natuur.
Yoho National Park is niet al te groot, maar heeft toch genoeg te bekijken. We beginnen met de Natural Bridge. Deze vreemd gevormde rots is uitgehold door een waterval. Dat komt doordat de steenlaag onder de rots zachter is en in de loop van de tijd is weggeërodeerd. De rotslaag erboven is altijd blijven bestaan en het water stort zich dus onder de rots door. De Natural Bridge levert veel foto- en videomateriaal op. Ook hier worden bussen vol met toeristen uitgeladen. Wij hadden het genoegen een lading fransozen mee te mogen maken.
Dan rijden we nog een stukje verder en bereiken we Emerald Lake. Dat is zo mogelijk nog mooier. Een blauw meertje, dat geheel is ingesloten door bergen. Van één kant reikt een plak omlaag geschoven sneeuw (jawel, een lawine) tot aan het water. Aan de overkant staat een lodge. Het gletsjer water, dat nog blauw is van het meegevoerde ‘silt’ is prachtig in de bosrijke omgeving. Het wateroppervlak is volkomen rustig en spiegelt de bergen. Lizet belt met zus Mirelle, die vandaag jarig is.
We willen eerst een stukje wandelen. Het Canadian Rockies Handbook beschrijft een relatief makkelijk en niet te lange wandeling naar de Hamilton Falls. Dat moeten de kids dus kunnen. En inderdaad na een drie kwartier met Manous voorop, bereiken we een overigens klein watervalletje. We eten wat fruit en lopen weer terug. Fabian heeft het wel gehad en wil gedragen worden. Manous houdt vol, ze wil een grote meid gevonden worden. Nou, dat kan.
Eenmaal weer beneden picknicken we aan de rand van het meertje. Geen bank beschikbaar, dus dan maar op het gras. Als we klaar zijn, lopen we nog even naar de restanten van de lawine en kunnen de kids nog even over de sneeuw lopen. Daarna, eindelijk voor mijn gevoel, richting Lake Louise. Halverwege aan de linkerkant is het Lower Spiral Tunnel Viewpoint. Hier kun je, met wat moeite, de onderste loop van de Spiral Tunnel zien. Omdat we op de weg hierheen net een trein gepasseerd zijn wachten we nog even totdat ie er is. Tijdens dat wachten merken we dat de twee stellen voor ons ook Nederlanders zijn, die kennelijk speciaal hierheen gekomen zijn: ze weten te melden dat de trein in de loop ‘over zichzelf’ heenrijdt, en dat ze meestal 1,4 km lang zijn. We zullen zien. We hoeven niet lang meer te wachten. En inderdaad: de voorkant van de trein rijdt de tunnel al weer uit, terwijl het achtereind nog de tunnel in moet gaan. Een mooi gezicht. Nu ik dit zo gezien heb, popel ik eigenlijk om de ‘walk in the past’ te gaan doen.
Als we terug komen op de camping gaat Fabian een uurtje plat, en Manous vermaakt zich in de speeltuin. Lizet ‘geeft me vrijaf’ en ik kan in het verleden duiken. Zoals gezegd, de wandeling voert langs verschillende lokaties van de aanleg van het spoor. Ik vind dit zo interessant, dat ik er later een boekje van heb gekocht, zie ook de Big Hill. Na de wandeling, die eerst door een totaal onbegaanbaar bos voert, met gelukkig een wel begaanbaar pad, kom je vlak bij het spoor waar de enorme lange goederentreinen met 20 km/uur omhoog kreunen. 4 locomotieven zeulen een lading hout van meer dan een kilometer lang omhoog. Het pad voert nog wat verder en eindigt bij een relikwie uit het begin van vorige eeuw: een smalspoorlocomotief die, op z’n kop, ligt weg te roesten. Het ding is gebruikt bij de aanleg van de tunnels, zo rond 1910. Op de terugweg kom ik nog een stel wandelaars tegen, maar verder is er hier niemand die de wandeling maakt. Na anderhalf uur kom ik bezweet en wel weer bij onze tent. Deze wandeling maakt wel wat los, en mijn interesse is gewekt. Jammer dat ik dit niet van te voren heb geweten (toch niet goed voorbereid!), anders had ik beslist meer willen zien van de spoorwegen en hun historie in dit gebied.
Op weg naar Lake Louise, om te eten en te tanken, zien we in het voorbij rijden een zwarte beer op de rails naast de weg zitten. Een flinke aantal auto’s staat in de berm om te filmen en te fotograferen. Ikzelf zag de beer te laat en ben dus maar niet gestopt. We moeten het maar doen met een foto van een andere zwarte beer op onze wildlife page…
Morgen is het inpakken en op naar Jasper.
Jasper Nat’l Park en de Icefield Parkway
Van Lake Louise naar Jasper
We dachten vandaag eens lekker vroeg op te staan, maar dankzij de nachtelijke trein is dat niet helemaal gelukt. ‘s Nachts een tijdje wakker geweest en daarom ‘s morgens wat langer blijven slapen. Het is 8:30 als we weer in het sheltertje ontbijten. daarna is het inpakken. Via de ‘1’ even terug naar Lake Louise om nog even de laatste boodschappen te doen en te tanken. Om 11:10 rijden we Lake Louise uit. Het wordt een lange rit, maar toch één waar ik me op verheug. Een van de parkkrantjes zegt dat je tijdens deze rit eigenlijk moet afwisselen met een andere bestuurder, zodat je je om de beurt kunt vergapen aan de omgeving. Dat gaat in ons geval een beetje moeilijk, maar gelukkig blijkt het niet druk op de weg, dus kan ik redelijk rond kijken. Al gauw zijn we allebei bevangen door de pracht van het landschap. Je rijdt tussen twee bergruggen (een dal dus eigenlijk) naar het noorden. Als je het dal in kijkt, zie je zover het oog reikt bos, heel af en toe afgewisseld met een fel blauw gekleurd meertje. Als je naar de bergen kijkt zie je dat de bomen halverwege de bergen ophouden en overgaan in sneeuw. Het is een raar gevoel dat hier niemand woont, er is hier nergens een huis of boerderij te zien (aan de grotere meertjes staan lodges).
Je bent hier helemaal alleen. Ik probeer me voor te stellen hoe hier ruim 100 jaar geleden (zie de Big Hill) de eerste landmeters van de spoorwegen zich een weg probeerden te banen door dit landschap (er was toen nog helemaal geen weg, helemaal niks!). Erg indrukwekkend.
Op ongeveer een derde van de afstand, is het landschap wat ‘opener’: de bossen hebben hier plaats gemaakt voor een brede rivier, de Saskatchewan River. Er is een uitzichtpunt over de Saskatchewan River. Omdat er ook een paar picknickbanken staan maken we van de gelegenheid gebruik om een heerlijke chocolade donut te verorberen. Fabian zit al gauw helemaal onder en moet eerst schoongemaakt worden… Ik maak foto’s van het prachtig wijds gezicht over de meanderende rivier, met op de achtergrond de eeuwige besneeuwde bergtoppen.
Halverwege de afstand begint de weg te stijgen. Langzamerhand komen we boven de boomgrens. Hier begint het land van de kale rots, harde wind en lange rode palen naast de weg (als het gesneeuwd heeft, weet je waar de weg loopt). Je gaat hier over de Sunset Pass, waarna je ook Jasper National Park binnengaat, zie ook het kaartje. Vlak daarna het Icefield Centre, een museum dat gewijd is aan de Athabasca Glacier. Je kunt met een speciale off-the-road bus over de gletsjer rijden. Dat gaan we later doen, nu beperken we ons tot het gletsjer museum. Via een tentoonstelling kun je je op de hoogte stellen van gletsjer-weetjes. Na de lunch rijden we door. We zijn vanmorgen met prachtig weer vertrokken, maar hoe noordelijker we komen, hoe bewolkter het begint te worden.
Vlak voor Jasper liggen de grote campings. Eerst kijken we wat rond op de Wapiti campground. Die vinden we eigenlijk maar niks, te weinig beschut. We besluiten ook even te kijken op de Whistlers campground aan de overkant van de weg. Die is iets groter: de ingang lijkt meer op een toegang tot een tolweg: drie hokjes naast elkaar. Als we vragen of we zelf even mogen rondkijken, worden we er fijntjes op gewezen dat ze meer als 700 plaatsen hebben en dat ze ons toch echt een plaats toewijzen. Als we daar een probleem mee hebben, dan kunnen altijd nog verkassen. We vragen maar om een rustig plaatsje in een gedeelte met bos. Het is eigenlijk best een leuke plaats, en de komende vier avond-en-nachten zullen we het hier best naar ons zin hebben.
Na het opzetten van de tent gaan we meteen door naar Jasper town. Het is een geinig dorpje, dat helemaal in het teken staat van het park, en dus behoorlijk toeristisch is. Gelukkig niet overdreven, ze hebben een goede balans gevonden tussen de natuur en de commercie, vind ik. Geen grote M-en op meters hoge palen en geen drive thru’s. Het visitor centre dat het nationale park runt staat midden in het dorp in een soort parkje. Dat parkje is bevolkt door de wereldreizigers (net zoals die in Banff en Lake Louise). Overal liggen rugzakken en hun eigenaren in het gras te… tja wat doen die gasten eigenlijk? Uitrusten? Wachten? Vakantie houden? Who knows, maar het straalt wel een bepaalde ‘Don’t worry – be happy’ sfeer uit.
Later eten we wat in een restaurantje een straat verder. Het was een vermoeiende dag, Jasper zelf doen we de komende dagen wel.
Vaderdag in Jasper
Het is vandaag 18 juni en vaderdag! Zodra ze merken dat we wakker zijn komen onze twee kleine boefjes hun vaderdagkadootjes brengen (heb ik overigens zelf ingepakt). Fabian ‘iets’ ondefinieerbaars dat ie op het kinderdagverblijf al heeft gemaakt en Manous zegt het zelfde rijmpje van moederdag nog een keer in de vader-versie op. Bovendien heeft ze wat geknutseld. We hebben overigens wel lekker uitgeslapen tot 9:00. Daarna ontbijten in zo’n sheltertje, en dit keer zijn we niet alleen. Tijdens ons ontbijt komen er steeds meer meiden binnen. Het blijkt een stel internationale 20-jarige grieten voorzien van een overdosis hormonen die zo’n trip door Canada maken in een grote van. Je ziet ze regelmatig op de campings. Ze zijn gisterenavond kennelijk uit geweest en ‘s morgens was de groep ineens uitgebreid met een paar jongens. Dus er werd een hoop afgelachen en gechiecheld en iedereen werd op de hoogte gesteld van de laatste roddels.
Het is takken-weer: koud en regen. Maar de was moet gedaan worden en we moeten boodschappen halen. In een ‘coin-op laundry’ (coin-operated laundry) doet Lizet de was. Bij een IGA doen we boodschappen. Ik probeer in een krant de weersvoorspelling voor de komende dagen te vinden. Volgens de krant blijft het de komende dagen toch sukkelen.
In de middag willen we piknikken bij Lake Annette. Dit is een meertje ten westen van Jasper. Er staan genoeg picknick banken en parkeerplaatsen, en met dit soort weer is er natuurlijk niemand. We hopen er op dat ook hier een paar picknickbanken in een sheltertje te vinden zijn. Gelukkig wel. Terwijl wij de ‘tafel dekken’, ravotten de kinderen in een speeltuin vlakbij. En verdomd: het blijft droog. Het klaart zelfs op. In het sheltertje demonstreert papa hoe je onder ‘primitieve’ omstandigheden eieren kan bakken. De bewolking breekt open en we besluiten een rondje om het meer te lopen. Volgens de ‘Day-hiker’s Guide – Jasper National Park’, heet dit de Lake Annette Loop (hoe origineel), en ja hoor, het hele pad is buggyable. Handig, want Fabian kan zo’n afstand nog niet lopen. Manous vindt dat zij dat ook niet kan, en wil ook in de buggy. Toch ‘moet’ ze lopen. Het wordt warmer en warmer en al gauw loop ik in mijn t-shirt. Halverwege het rondje ga ik alvast maar vooruit en haal de auto alvast op: het rondje is toch net iets te lang.
Dan richting camping. Als Fabian in de gaten krijgt dat ie moet slapen begint zijn offensief: ‘ik ben niet moe’ en dat 3 keer per minuut. Als ie in zijn bed ligt valt ie natuurlijk als een blok in slaap valt. ‘s Middags bekijken we Jasper eens wat beter. Het is voor een groot deel gebouwd langs het rangeerterrein. Als we de auto hebben weggezet langs het spoor komt er net een passagiers trein binnenrijden: de Rocky Mountaineer. Deze trein rijdt een vast traject en is uitgerust met panorama wagons. Je kunt daar via grote ruiten de omgeving mooi bekijken. Zo’n trein rijdt natuurlijk ook door de mooiste stukjes Rockies. In Jasper worden ze opgewacht door een bus van dezelfde organisatie en worden ze ergens voor het diner afgezet.
In Jasper kopen we anzichtkaarten om te versturen en snuffelen verder. Je kunt hier wel internationaal eten: Amerikaans, Italiaans, Koreaans, Japans, Chinees, mediteraan (wat dat dan ook wezen mag), Mexicaans, etc. Wij eten bij de Griek, het Something Else restaurant. Mousaka en giros, alhoewel dat laatste in mijn ogen meer op frikandel lijkt. Dat hebben we wel eens meer meegemaakt bij een Grieks restauarant in San Diego.
Na het eten rijden we nog even langs de Jasper Airtram (kabelbaan). Beide kids zouden het liefst meteen omhoog gaan en Manous stelt in een kwartier tijd honderden vragen over het hoe en wat van een kabelbaan.
Om negen uur liggen ze in bed, maar vooral Fabian wil maar niet slapen. Het lijkt erop dat meneer ‘s middags niet meer hoeft te slapen. Maar als we daar aan beginnen, dan is ie ‘s avonds waarschijnlijk niet te genieten.
Miette Hotsprings
We zijn weer eens lekker laat wakker geworden, het begint een gewoonte te worden. Tijdens het ontbijt begint het lekkerder weer te worden.
Vandaag gaan we naar de oostkant van Jasper Nat’l Park. Het doel is Miette Hotsprings, een warmwaterbron, waar je kunt zwemmen (en laat het dan maar regenen!). We volgen de Yellowhead Highway ’16’ richting Edmonton. De weg (en de spoorlijn) volgt een min of meer open en vlak terrein met veel meertjes. Er wordt veel gewaarschuwd voor grazende fauna, en inderdaad moeten we regelmatig afremmen voor een of meer bighorns die op de weg staan. Het vlakke landschap is weer eens iets anders als de ene berg na de andere. Het berglandschap komt overigens terug op het moment dat we de ’16 verlaten en de Miette Road de bergen in rijden. Als je hier zo rijdt, zonder ook weer één huis, boerderij, hotel of dorp tegen te komen, dan denk je wel ‘hoe heeft iemand zo’n warmwater brom ooit kunnen vinden?’. Zo afgelegen is het hier. Maar na een 20 kilometer bereiken we dan toch de hotsprings. Een ruime parkeerplaats (het is er gewoon niet druk) en een picknick plaats. Naast de parkeerplaats hebben ze een mooi ‘zwembad’ neergezet. Zwembroek en handdoek mee en al gauw zwemmen we in badwater, zo voelt het tenminste aan. Het ‘badwater’ is een lekkere 39 graden, alhoewel het als 50 graden uit de rots komt. Af en toe even afkoelen in water van 10 graden (dat dan wel heel koud is). Het is wel een raar gevoel: in bad zitten onder de blauwe hemel en genieten van het berglandschap. Dat zou je thuis ook moeten hebben… Na een uurtje zijn we helemaal rozig en loom, bovendien is het picknick tijd, we krijgen honger. In de picknick area eten we onze boterhammen.
Na het eten wandelen we een stukje verder, daar staat het oude zwembad, in gebruik tot 1983. Het zwembad is nu volgestort met zand en er groeien een paar bomen in. Het gebouw is gesloopt, maar de fundering staat er nog. Een stuk verder komt het water daadwerkelijk uit de grond. Stinken natuurlijk, omdat er zwavel in zit (in het zwembad zelf hebben ze er het zwavel uitgehaald, dat stinkt meer naar chloor!). De omgeving is geel, ook door het zwavel. Nog steeds een beetje duf, beginnen we aan de terugreis naar Jasper. Eerst weer het stuk berglandschap van dalen en stijgen. Daarna het vlakke stuk highway richting Jasper. Lizet en kids vallen al gauw in slaap. Na een uur bereiken we de camping. Daar wordt iedereen weer wakker. Lizet vraagt zich af wat we hier doen, want ik zou eigenlijk naar het internet cafe gaan om de home page bij te werken. Ok, dan stappen we allemaal weer in, en rijden we naar Jasper.
Vlak voor onze auto kijkt een bestuurder niet goed uit, en laat zich door een tig-tonner Mack truck finaal aan gort rijden. Als ik de auto geparkeerd heb in de berm van de weg, ren ik naar de plek waar de ‘combinatie’ tot stilstand is gekomen. Meteen zijn er een hoop mensen, die allemaal nine-one-one staan te mobielen. Meteen gaan de sirenes in het nabij gelegen Jasper loeien en binnen een paar minuten zijn de verschillende hulpdiensten er. Of hij en zij het overleefd hebben betwijfel ik, en de rest van de avond is de stemming bedrukt. Ik werk toch zo goed en kwaad als het gaat de homepage bij, terwijl Lizet en de kindjes naar een speeltuin gaan, daarna gaan we eten in een Chinees restaurant. Ik merk aan mezelf dat, na het zien van wat er overblijft van wagen en inzittenden, ik heilig ontzag voor heb voor de enorme vrachtwagens die je hier ziet rijden. Later, weer thuis, komen we er achter dat de passagier slag dood is geweest, en de bestuurder zwaar gewond is afgevoerd naar een ziekenhuis, zie het berichtje in de lokale krant, de Jasper Booster.
De Jasper Airtram en Lake Maligne
Onze derde en laatste dag in Jasper, op 20 juni. Vandaag krijgen Manouschka en Fabian eindelijk hun zin: we gaan met de kabelbaan. Gisteren hebben ze ons de oren van onze kop gezeurd om met de kabelbaan te gaan. We hebben dat bewaard tot de laatste dag in Jasper, en dat is vandaag. De kabelbaan, de Jasper Airtram om precies te zijn, ligt vlakbij de camping. Fabian heeft het hoogste woord, totdat ie in het grondstation daadwerkelijk ‘onze’ gondel op zich af ziet komen. Dat is een beetje eng, en ineens hoeft ie niet meer zo nodig. We moeten hem in het gondel tillen. Zodra we langzaam vertrekken en steeds sneller de hoogte in gaan, is dat al weer over en vind ie het prachtig. Manous vindt alles prachtig, ze kan lekker naar buiten kijken. Er gaat een begeleider mee en tijdens de rit omhoog krijgen we op de gebruikelijke Amerikaans/Canadese manier een hoop feiten over ons uitgestrooid: hoe lang, hoog, zwaar, snel etc is deze kabel baan. Het ritje duurt een minuut of zeven en algauw kunnen we boven uitstappen. Het is aardig koud (want bewolkt en het waait). Er is hier boven eerlijk gezegd ook niet veel: de rots waarop het bergstation is gebouwd is zo kaal als een biljartbal. Er ligt nog wel wat sneeuw, maar daar houdt het dan wel mee op. Het uitzicht is wel de moeite waard. Jasper kun je natuurlijk heel goed zien liggen, maar ook het Lake Annette, waar we eergisteren geweest zijn. De spoorlijnen kun je goed zien liggen en ik kan de remsporen van het ongeluk van gisteren nog zien staan op de weg. Maar goed, het is koud en we lopen allemaal met een capuchon op, dus waarom gaan we dan niet naar binnen? In het bergstation is een restaurantje waar we achter grote ruiten genieten van het uitzicht en warme chocomel. De kids proberen met een verrekijker details te bekijken en dat levert, vooral bij Fabian leuke taferelen op: verrekijker tegen zijn voorhoofd en zeggen dat ie de trein ziet.
Dan gaat het naar beneden en meteen door naar Lake Maligne, volgens de beschrijvingen een ‘parel’. Het is een lange weg ernaar toe: het is een kilometer of 50 van Jasper vandaan. Na een uurtje zijn we er en op een picknickplaats aan het water proberen we te lunchen. De muggen denken daar anders over en vallen vooral Lizet aan. We blazen de aftocht en zoeken ons heil een meter of 20 verder van het water af. Dat helpt en we kunnen onze lunch rustig afmaken. Dan een wandelingetje langs het water. Het landschap lijkt me iets te veel op de Ardennen. Omdat het bovendien zwaar bewolkt is, vind ik het lang niet zo mooi als beschreven en gehoopt. Halverwege het wandelingetje langs het water komen we op een grasveld waar het stikt van de eekhoorns. De kinderen vinden dat wel leuk en proberen de beestjes uit hun holletjes te lokken. Dat lukt met gemak, er springt er zelfs een bij Manous op haar schoen.
Op de weg terug zien we nog een mega-stekelvarken de weg over waggelen. Even verderop, komen we langs een eenzame boom op een rots in het wilde water van een rivier. Mooi om een plaatje van te maken, en ik ben niet de enige die dat denkt. Er staat nog een aantal mensen, en die wijzen me op de adelaar die boven op de boom zit. De adelaar is gevlogen voor dat ik een foto kan maken, en de foto van de boom plus rots is door het bewolkte weer te donker. Helaas. Voor zon moet je naar Griekenland!
Weer vallen Lizet en kids in slaap op de terug weg en ben ik de enige die van de omgeving geniet. Aan het eind breekt zelfs de zon weer door. ‘s Avonds douchen we en maken we de auto en tent klaar om te verkassen. Het is tijd om de Nationale Parken te verlaten en richting de kust te gaan.
Van Jasper naar Golden
Yes! Het is vandaag 21 juni. Dat betekent dat de zomer begint. Eindelijk. Vanaf nu komt het allemaal goed! En inderdaad, de zon schijnt al flink als we uit onze tent komen. We ontbijten lekker in de openlucht in plaats van zo’n donker sheltertje. Ik heb er zin in en heb in een mum van tijd de tent afgebroken en in de auto gedaan. Vandaag hebben we een lange rit voor de boeg. We gaan vanuit Jasper terug over de Icefield Parkway terug naar Lake Louise en vandaar uit naar Golden. Dat betekent dat we Jasper, Banff en Yoho National park vaarwel gaan zeggen en een begin gaan maken aan de rit naar het westen. De Icefield Parkway en omgeving is prachtig. Alle grote bergtoppen liggen te blaken in de zon. Dat de toppen zelf nog helemaal wit van de sneeuw zijn, maakt het alleen maar mooier. We maken een tussenstop bij de Athabasca Falls. Hier stort een 30 meter brede wilde rivier vol blauw/groen gletsjer water zich een meter of 20 naar beneden. Een imposant en ook vochtig gezicht. Weer verder. Verschillende keren zien we groepen wandelaars lopen. We vragen ons af hoe ze dat organiseren, ze kunnen de afstand toch niet in één keer lopen, er is hier helemaal niks! Langzaam klimmen we omhoog en na een uur bereiken we de Athabasca Glacier, een uitloper van de Columbia Icefield.
Zoals al eerder beloofd gaan we met een speciale off-the-road bus de gletsjer op. In het Icefield Centre koop ik vier tickets en een half uur later worden we in een gewone bus naar een tussen station naast de gletsjer gebracht. Daar, op een tochtig stuk gravel worden we overgeladen in de off-the-road bussen. De chauffeurs van beide bussen doen hun uiterste best ons te vermaken met droge Amerikaanse humor. De rit zelf is een hele belevenis. Met een noodgang van 15 kilometer per uur. worden we omhoog gereden op blauwachtig ijs. Midden op het ijs is er een ‘bushalte’ gemaakt waar iedereen kan uitstappen. Manous en Fabian genieten zichtbaar van de hobbelige rit in een ‘toere bus’ (Fabian kan nog geen ‘st’ zeggen, en maar er maar ‘t’ van). Op de vlakte zelf waait het behoorlijk, ook al schijnt de zon. Lizet vlucht na een tien minuten maar weer naar binnen met de kids. Papa vriest nog even wat verder en maakt nog wat foto’s en video. Terug gaat op de zelfde manier.
Als ik door het Icefield Centre loop, met Manouschka aan m’n hand wordt ze omver gelopen door een stel Japanse huisvrouwen. Ik roep ze luid ‘Excuse me?’ na, maar ze spreken kennelijk geen Engels (waarom zou je ook
in Canada?) en lopen door alsof er niets aan de hand is. Tuig! We hebben al vaker gemerkt dat dit volkje zich hier erg arrogant opstelt. Een lesje nederigheid zou niet mistaan! Zo, dat ben ik weer kwijt. Waar was ik ook als weer? Oh ja, we gingen eten. Het is toch wel frisjes en we lunchen dan maar in de auto. De rest van de rit is net zo mooi, en ik besluit dat dit toch wel een van de hoogtepunten van de vakantie is. De vakantie is nog wel niet voorbij, maar de Icefield Parkway staat in de top-3!
Als we zo bij Lake Louise aangekomen zijn en over de TransCanada Highway ‘1’ naar het westen gaan, trekt de hemel dicht en een groot deel van de rit door Yoho Nat’l Park regent het pijpestelen (of is het tegenwoordig pijpenstelen?). De rit door Yoho is er een van constant afdalen. Als we aankomen in Golden is er (gelukkig) weer niets aan de hand, lekker droog met een zonnetje. We staan hier voor de verandering eens niet op een National Park of Provincial Park camping maar op een ‘municipal’ of gemeente camping. Ingeklemd tussen de Kicking Horse River, een bergwand en het plaatje Golden ligt een mooie beboste camping. ‘s Avonds, na het eten in een family diner en het kopen van een nieuwe zak ijs voor onze koelkast, stoken we een flink kampvuur, wat de kids erg interessant vinden. Het houdt ons in ieder geval warm tot een uur of half elf.
Wildlife
De Nationale parken zitten natuurlijk vol met fauna. Als het rustig is, heb je een behoorlijke kans wat van de beestenboel te zien. Je wordt via de krantjes die je bij binnenkomst krijgt en via borden aan de zijkant van de weg gewaarschuwd de dieren vooral niet te benaderen en al helemaal geen eten te geven (‘Feeding wildlife is unlawful’). Hieronder de beesten die wij te zien kregen.
Bighorn sheep (bergschaap)
Dit beest stond regelmatig naast of op de highway 40 in Kananaskis Country. Rustig grazen of op zoek naar iets eetbaars. Die wij gezien hebben waren niet zo mooi, de meeste hadden grote kale plekken op z’n romp. Misschien waren ze net bezig om hun wintervacht kwijt te raken.
Columbian Ground Squirrel (eekhoorn)
Deze kleine beetjes zijn de lievertjes van de bezoekers van de Nationale Parken. Vooral op de picknickplaatsen zijn ze te vinden, daar is namelijk makkelijk eten te halen (fast food :-). Leuk voor kinderen.
Golden Mantled Ground Squirrel (eekhoorn)
Deze eekhoorns zijn iets kleine als die hierboven staan. Deze zijn veel op en rond campings te vinden, ook weer makkelijk eten! Ze graven holen in de grond en in rotte bomen.
Black-billed Magpie (ekster)
Dit beest kwamen we ook regelmatig tegen op en rond de camping. Dat zal ook wel vanwege het eten zijn.
Elk (eland)
Deze beesten komen alleen maar te voorschijn als het rustig is. Bijvoorbeeld aan het einde van de middag en het begin van de avond. We hebben ze in Kananaskis Country langs de weg zien grazen, op een meter op 15 gadegeslagen door de ‘boze’ wolf, zie hieronder. In Jasper kregen we op de camping de waarschuwing om de elks met rust te laten, juni is het calving season en de (aanstaande) moeders kunnen erg agressief zijn.
Wolf
Zoals gezegd: we zagen een wolf een groep elanden in de gaten houden.
Mountaingoat (berggeit)
Twee van deze apart gevormde dieren zag ik op een avond boven aan een zeer steile helling rustig staan grazen.
Black bear (zwarte beer)
Samen met de grizzly beer hoop je deze altijd wel én niet tegen te komen. Wel omdat ze zeer zeldzaam zijn en gewoon mooi om te zien, niet omdat ze erg aggressief en dus gevaarlijk zijn. Wij zagen er een op de spoorlijn parallel aan de weg tussen Lake Louise en de Kicking Horse campground (op zoek naar eten?). Wij zaten veilig in de auto…
Porcupine (stekelvarken)
Nou en, denkt iedereen, wat is daar nou zo bijzonder aan? Dit stekelvarken was een halve meter lang en waggelde een rustige weg over, net toen wij er aan kwamen.
Bald eagle (adelaar)
Deze vogel zat op een eenzame boom midden op een rots midden in een rivier. Na een tijdje had ie er genoeg van en vloog weg.
Glacier en Mt. Revelstoke Nat’l Park
Door Glacier Nat’l Park naar Revelstoke
We worden gewekt door de eerste trein die om een uur of 5 zich vanuit Golden richting Yoho worstelt. We hebben gisteren eens even geteld en zo’n trein heeft 105 wagons. Dat moet dan wel een trein van meer als een kilometer zijn. Gelukkig dommelen we nog wat en rond een uur of half acht is het dan toch echt gedaan met de rust: de kinderen worden wakker. Buiten is het best wel koud, maar een paar blokken hout in de BBQ zijn nog behoorlijk warm en al gauw fikt het weer lekker. We ontbijten snel
en pakken de tent in. Nog even boodschappen doen bij de IGA, waarvan we weten dat die waarschijnlijk vers brood heeft. Dat is gelukkig ook zo. Kennelijk eet men hier niet al te vaak vers brood, want er zijn niet veel supermarkten die vers brood verkopen. Meestal is het droog fabrieksbrood wat er verkocht wordt.
Golden zelf is een best wel aardig maar erg rommelig stadje: veel braakliggende terreinen tussen de huizen, iets dat je hier wel vaker ziet. De welstandscommissie is natuurlijk ook iets typisch Nederlands! Maar goed, we hebben hier verder niets te zoeken, en we rijden verder. Het doel is Revelstoke. Dat betekent dat we twee nationale parken doorkruisen: Glacier en Mount Revelstoke National Park. Om het Glacier Nat’l Park te doorkruisen, moeten we langs de noordzijde naar binnen: De oostelijke kant van het park wordt afgesloten door een bergrug, zie ook het kaartje van beide parken.
Zodra we van de camping afrijden begint het te hozen. dat beloofd weinig goeds. In het Glacier national Park is het gelukkig redelijk droog en kunnen we droog en wel het Rogers Pass Centre bezoeken. Dit centrum is gewijd aan de aanleg en exploitatie van de spoorlijn die door de twee parken loopt. De nadruk ligt op de moeilijkheden die men destijds ondervond om de spoorlijn aan te leggen en te onderhouden: het Glacier park gebied blijkt door zeer steile hellingen gekenmerkt en dus heeft men hier vaak last van lawines. In de begin jaren van de spoorlijn is het voorgekomen dat een compleet rangeerterrein in de winter is weggevaagd door de lawines. Allerlei maquettes tonen de oplossingen die men bedacht om dit gevaar tegen te gaan: tunnels en overkappingen. Erg interessant allemaal, en ik kan het dan ook niet laten om twee boeken te kopen die iets van die historie uitleggen. Nadat we een horde Nederlandse plattelandsvrouwen zijn ontsnapt, belt Lizet met oma die vertelt dat er in NL een bescheiden hittegolf heerst. Wat een ‘geluk’ dat we dat gemist hebben, al zou het hier wel iets warmer mogen.
En tiental kilometer verderop picknicken we op een parkeerplaats met, jawel, een paar picknickbanken. Een van de andere banken wordt gebruikt door een Japanse (of zo) familie die op hun gasbrander een complete pan rijst koken. Is rijst voor hun hetzelfde als boterhammen voor ons?
Net op tijd zijn we klaar. De regen komt even met bakken uit de lucht. Vanuit Glacier Nat’l Park rijden we Mount Revelstoke Nat’l Park binnen. Het gaat naar beneden, maar de rest ontgaat me eigenlijk. Ik maak me meer zorgen hoe dat dadelijk moet. Het is niet ver meer totdat we in Revelstoke zijn, en het regent nog steeds behoorlijk! Ik heb weinig zin om in de stortregen een tent op te gaan zetten.
Op het moment dat we het vertrouwde logo van de KoA (Kampground Of America) camping zien, houdt het op met regenen. Wat een geluk. En: eindelijk gras om op te slapen! Alle sites zijn be-gras-d, dus op ons gemak zoeken we een goede plek uit. Manous heeft al gauw een groot klimrek gevonden en er is ook een zandbak. Daar zit Fabian al meteen op z’n kop in. De tent opzetten is weer snel gebeurd. We zijn lekker vroeg gearriveerd, dus de kids kunnen zich even lekker uitleven. Al gauw ontdekken ze het zwembad. Helaas is het daar ‘iets’ te koud voor. Dat is wel even een terleurstelling. Later, om een uur of vier gaan we Revelstoke zelf eens verkennen. Het is een plaatsje aan het Revelstoke Lake (je gelooft het niet!), een lang gerekt meer van noord naar zuid. Het is ook een bijna drooggevallen meer, maar dat ligt aan de stuwdam die een eindje noordwaarts midden in het meer is neergezet.
Bij een lokale IGA doen we boodschappen. In Revelstoke hebben ze een leuk Railway Museum. Wij proberen onze aandacht te verdelen tussen de ‘interpretive exhibits’ (hoe vertaal je dat?) en het tot de orde roepen van de kinderen, die er rond razen. Het museum laat weer wat van de spoorweg historie rondom Revelstoke en de beide nationale parken zien. Ze hebben er een oude wagon en een enorme stoomlocomotief. Hij is zo groot, dat Fabian begint te huilen als we te dichtbij komen, hij vindt het een beetje eng. Hij zou het liefste weg willen gaan. Ook buiten hebben ze nog wat (ooit) rollend materiaal, waaronder een locomotief met een sneeuwschuiver van 4 meter hoog. Impressive. In het museumwinkeltje kopen we twee locomotiefjes voor Manous en Fabian. Daar zijn ze weer even zoet mee.
En dan gaan we eten. Dit keer een western-achtig restaurantje. De doorslaggevende reden was dat ze een salad-bar hebben. Daar is papa dol op. We besluiten eens lekker uit te pakken, en op een zon overgoten (drie uur geleden regende het nog ‘cats and dogs’) terras eten we lekker biefstuk met een flink bord van de salad bar. Na het eten komen we langs een liquor store. Gauw even bier en wijn kopen, dat mogen ze hier namelijk niet in de supermarkt verkopen. Wel onhandig hoor! Voor zes blikjes bier en een fles witte wijn betaal ik 18 dollar (ongeveer 25 gulden), dat is wel even schrikken. ‘s Avonds douchen we. Fabian met mij mee. Dat wordt weer brullen. En ja hoor, hij stelt me niet teleur en laat luid zijn afkeuring horen op het moment dat ie nat wordt. Totdat ie er onderuit mag, dan heeft ie meteen weer het hoogste woord. Het blijft lekker weer en als de kids in hun slaapzak liggen, stook ik een vuurtje.
Een dagje Revelstoke
Vandaag een ‘tussendagje’ in Revelstoke. We willen eigenlijk zo snel mogelijk van de Rockies naar de kust rijden, maar dat gaat nou eenmaal niet met kinderen. Vandaar dat we in twee dagen van Jasper via Golden naar Revelstoke zijn gereden. Hier blijven we dan een dag, en morgen en overmorgen rijden we in weer twee dagen naar de kust. We hopen dat we zo de kinderen dan niet al te gek te maken, zij moeten ook kunnen genieten.
Het is mooi weer. We ontbijten ons standaard ontbijt, maar wel uitgebreid met ‘yummy pancakes’. De KoA host verkoopt ‘s morgens een ‘pancake breakfast’. Ik raak in gesprek met de eigenaar van de camping en hoor aan z’n accent dat ie Duitsland komt. Als ik hem dat vraagt zegt ie meteen ‘dat ik zeker uit Nederland kom’. Klopt ook. Ik blijf maar Engels praten. Ik heb wel eens een keer eerder meegemaakt, dat als ik Duits en Engels door elkaar ga praten, het helemaal mis gaat. Aber natürlich speak ik german! De pancakes gaan er overigens wel in bij de kids.
Het stadje Revelstoke ligt tegen het Mount Revelstoke Nat’l Park aan. In een boekje met wandeltochten selecteerden we gisteren een leuk tochtje dat de kinderen voor een deel wel moeten kunnen lopen. Niet te lang en niet te veel hoogteverschil. Het is een rondje door het bos van een kilometer of 3 á 4. Niet te veel hoogte verschil had het boekje gezegd. Het is maar wat je er onder verstaat! Het stijgt en daalt behoorlijk. Het gaat omhoog en omlaag. Toch klaagt Manousje klaagt niet en juiste Fabian vindt dat geklauter prachtig. Dat ie er bekaf van wordt wil ie niet weten. Totdat het weer redelijk vlak wordt, dan heeft ie geen zin meer en wil ie gedragen worden. Dat mag an ook wel een keer. Al met al loopt Manous het hele rondje uit, iets dat we niet verwacht hadden. Papa en mama zijn wel even trots op hun kleine meid!
Picknicken doen we op een uitzichtspunt hoog boven Revelstoke. Je kunt mooi over het dorpje uitkijken. De treinen (daar zijn ze weer) slingeren zich langzaam door het dorpje dat eigenlijk gebouwd is langs een langgerekt station. Tijdens het eten verder de gebruikelijke zaken zoals Fabian die niet wil eten.
We kunnen niet helemaal naar boven in het park: na een kilometer of 15 staat er een slagboom over de weg heen. Je gelooft het of niet: er ligt nog sneeuw. Je mag alleen te voet verder. Dat hebben we maar niet gedaan. We besluiten dan om de Revelstoke Dam te bezoeken (in tegenstelling tot Nederland kun je hier en de USA de meeste instellingen waar men belasting voor moet betalen, bezoeken). Een aardige tentoonstelling over de aanleg van de stuwdam medio de tachtiger jaren. Eigenlijk is er niet veel veranderd ten opzichte van de bouw in de dertiger jaren (de Hooverdam vlak bij Las vegas, die we bezochten in een ander leven, zo’n 10 jaar terug). Tegen de verwachting in vinden Manous en Fabian het wel interessant, al snappen ze niet waar het over gaat. Het blijkt dat alle electriciteit die hier wordt opgewekt allemaal naar Vancouver gaat. Dat is wel even zo’n 800 kilometer verderop!
Daarna spelen de kids op de camping. Vlak voor het eten doe ik boodschappen voor de BBQ op de camping.
Morgen gaan we een deel van de grote afstand richting Vancouver afleggen. We zien wel hoe ver we komen…
Naar Whistler
Naar Whistler
Op weg naar Whistler
Op 24 juli vertrekken we uit Revelstoke. Daarbij volgen we de Highway 1. We hebben een lange dag voor de boeg: we willen proberen zover mogelijk naar het oosten te rijden. Toch zullen we daarbij een beetje rekening met de kinderen moeten houden. Die kun je natuurlijk niet heel de dag in de auto laten zitten. In eerste instantie had ik een camping vlak voorbij Kamloops op het oog, een stad die ongeveer halverwege de afstand Revelstoke en Whistler ligt.
Aan het begin van deze rit regent het pijpenstelen en donkere wolken voeren de boventoon. Alhoewel het een highway wordt genoemd, is de ‘1’ wat wij een provinciale weg zouden noemen: één rijstrook voor iedere richting. De weg kronkelt zich tussen scherpe dalen en hoge bergen door. Vanaf Sicamous voert de weg ons langs verschillende meren. Vanzelfsprekend met de diverse watersportmogelijkheden. Gaande weg wordt het weer beter en beter en tegen de tijd dat we Kamloops bereiken is het zonnig en ronduit warm. Tijd voor de korte broek dus. Het is pas half 2 als we ons oorspronkelijke doel, de camping bij Kamloops bereiken. Daarom besluiten we door te rijden naar een volgende camping, zo’n honderd kilometer verder. Na Kamloops is de omgeving totaal veranderd ten op zichte van ons startpunt: uitgestrekte heuvels met weinig begroeiing. Kennelijk is het hier erg droog. In de verte kunnen we de treinen langs de over van een meertje zien rijden. In Cache Creek stoppen we voor een ijsje en een milkshake bij een hamburgertent. Na de droge en stoffige warmte van de afgelopen uren is dat een welkome afwisseling. Gek eigenlijk. Vanmorgen nog regen en nattigheid, en nu alweer snakken naar iets kouds.
Na een half uur, waarin de kinderen zich vermaakt hebben in een speeltuin en ik een nieuwe zak ijs in de koelkast heb gedaan, gaan we verder. We verlaten hier ‘1’ die naar het zuiden afbuigt. Wij gaan naar het noorden en westen richting Lilloöet (een indiaanse naam). De weg die door een dal kronkelt, is bijna helemaal verlaten. Af en toe komen we een tegenligger tegen. Toch wonen hier mensen: af en toe een boerderij, die het moet hebben van grasland of koeien. Na een 35 kilometer bereiken we de primitieve camping: Marble Canyon Provicial Park. Het is een dunne strook tussen de weg en een klein meertje. Toch vrij populair: als wij er komen, zijn er nog maar een paar plaatsen over. Gauw zetten we de tent op, helaas weer op gravel, maar goed. Bij nadere inspectie blijkt de camping en het meertje populair bij vissers. Er loopt zelfs een professionele (?) visser rond: voorzien van een soort surfpak, hangend in een zwemband en met zwemvliezen kan hij gaan en drijven waar hij wil.
Tijd om te eten: wat doen we? Lizet stelt voor om nog een stukje verder te rijden, daar is volgens de kaart een dorpje waar we wel wat kunnen krijgen. Pavilion blijkt een gehucht te zijn van twintig huizen, een kerk en een school die uit twee portacabins bestaat. Natuurlijk staat er wel een schoolbus voor de deur! Maar geen restaurant. Dan maar omdraaien en iets in Cache Creek zien te eten. In Cache Creek eten we hamburgers met union rings en friet. Als we ‘s avonds weer op de camping zijn komt er een man van BC Parks (Staatsbosbeheer in Canada) het geld voor de camping ophalen: 12 dollar. Bij een vuurtje proberen we warm te blijven maar de open hemel laat de temperatuur snel dalen.
Op weg naar Whistler, deel 2
De volgende morgen, 25 juli, stappen we uit onze tent met een stralend blauwe hemel. De zon staat echter nog achter de bergen en het is dus nog erg koud. Daar komt tijdens het ontbijt overigens snel verandering in. Het beproefde meerlagenkledingsysteem werkt weer optimaal: je begint met een hoop laagjes, waarvan je er telkens één uittrekt. Je eindigt dan met een korte broek en een t-shirt.
Rond half tien rijden we van de camping weg. We gaan van het dor en droge landschap weer over naar het bergachtige landschap, alhoewel we dichter bij de kust komen. Eerst naar Lilloöet, waar we tanken. Daar kiezen we de ’99’. Deze weg zal ons naar Whistler voeren. Ik heb al op de kaart gezien dat deze weg over een afstand van 100 kilometer geen enkel dorp zal aandoen. Maar het is de enige manier om naar Whistler te gaan, dus we zullen wel moeten. Al meteen bij het verlaten van Lilloöet gaat de weg een paar keer zeer steil en bochtig omhoog en omlaag. Vlak langs diepe afgronden en dan weer onderlangs ‘landslides’. Over bruggetjes waar maar één auto tegelijk over kan. Moeder natuur heeft z’n best gedaan om hier een mooi landschap neer te leggen.
Na een half uur klaagt Manous over een raar gevoel in haar buik. Oh-oh. Meteen stoppen en een anti-reisziekte pilletje gegeven. Ook ruilen Lizet en zij van plaats. Dat vindt ze natuurlijk wel leuk. Door haar te vragen wat ze op verkeersborden ziet dwingen we haar naar voren te kijken zonder dat ze het zelf in de gaten heeft. Onderweg stoppen we een paar keer om van het uitzicht te genieten. Via Pemberton, een indianendorp bereiken we Whistler. Toch rijden we door, want onze camping in Alice Lake Provincial Park ligt ten zuiden van Whistler. Vlak ten zuiden picknicken we langs te weg. Kennelijk zijn meer mensen op dat idee gekomen, maar ja, het is ook mooi weer. Er stopt ook een bus met Japanners, die komen de plaatselijke waterval in tien minuten bekijken en fotograferen (eerst maakt Jap A een foto van Jap B met de waterval op de achtergrond, daarna andersom. En dat met alle 60 Japanners. Zouden ze in foto-koppels worden ingedeeld door de reisleiding?).
Na de picknick waarbij we het toch weer aardig warm hebben gekregen rijden we door naar Alice Lake. Gelukkig niet te ver, want de kinderen beginnen zich te vervelen, en willen uit de auto. We vragen een mooi plekje voor een grote tent en men vraagt ons er zelf een uit te zoeken. Alice Lake campground is een verademing: alle sites liggen tussen de bomen. Ze zijn groot, heel groot: 10 meter rond en 15 meter van de weg af. Bovendien zit de buurman meer als 25 meter weg. Het plekje wat we willen hebben is in ieder geval voor een nacht vrij, maar wij willen hier twee nachten blijven, dus dat moet men even nakijken. Gelukkig is twee nachten ook geen probleem en kunnen we onze tent opzetten.
De naam zegt het al: Alice Lake. Er hoort een meertje bij. Dat gaan we eens even out-checken. Omdat het zulk lekker weer is, is het behoorlijk druk, maar dat zijn dagtoeristen. Al gauw kunnen Manous en Fabian zich niet langer inhouden en is het op blote voeten het water in en kliederen met modder. Na zo’n lange en warme rit hebben ze dat wel verdiend. Op een of andere manier trek ik Japanners aan: we zien de bus die we bij de picknick zagen hier ook z’n inhoud weer uitbraken. Natuurlijk weer met het ‘fotoritueel’.
Om een uur of half vijf gaan we naar Squamish. Dat havenplaatsje ligt tien kilometer verder op en daar kunnen we waarschijnlijk wel boodschappen doen. En inderdaad, ze hebben er zelfs een IGA Plus. Wat die Plus betekent weten we niet, maar IGA staat garant voor ruime sortering en verse producten als vlees, brood en kaas. Komt goed uit want morgenavond willen we BBQen. Na de boodschappen moeten we nog even pinnen. Zo, we kunnen weer eten. Eerst zoeken we een restaurant aan de haven of boulevard. Maar we komen er al gauw achter dat Squamish een heel klein jachthaventje zonder restaurant heeft en al helemaal geen boulevard. Jammer, is dat iets Europees? Dan maar in het centrum iets zoeken. Het wordt de Burger King, maar wel een met een ‘view’: aan twee kanten heeft de zaak grote panorama ruiten om de bergen vanachter je Double Whopper with Bacon and Cheese te kunnen bekijken. En het gekke is, hij smaakt er lekkerder door….
Een bezoek aan Whistler
We zijn vroeg wakker. Op de plaats naast ons stond een weer een groep internationale toeristen met allemaal van die groene tentjes, die in een grote ‘van’ een rondreis door Canada en/of Amerika maken. We hadden ze gisteren al zien staan, maar we maakten ons er niet druk over omdat ze al wat ouder leken: dertigers. Maar natuurlijk kunnen ook die vroeg opstaan en herrie maken: om zes de tentjes afbreken en eten. Onze tijd om wakker te worden en op te staan ligt toch wel zo’n beetje tussen acht en negen. Tja, voor een camping misschien toch wel een beetje laat…
Vandaag beloofd het een schitterende dag te worden: de zon schijnt al volop en het is niet koud. Dat laatste komt denk ik omdat de bomen hier zo dicht opeen staan dat de warmte van gisteren nog niet verdwenen is. Dat geldt ook voor de rook van alle kampvuurtjes van gisterenavond. Die hangt nog min of meer tussen de bomen. Op deze camping heeft men ook als regel dat kampvuren alleen ‘s morgens en ‘s avonds zijn toegestaan. Overdag moeten ze uit zijn om de mensen met ademhalingsproblemen weer wat fris lucht te kunnen laten happen.
We gaan Whistler bezoeken, dus rijden we ongeveer 40 km terug naar het noorden. Whistler zelf is overduidelijk een wintersport oord: dikke muren, overal rekken om skies in te zetten, overdekte winkelpromenades. Het centrum van Whistler Village lijkt uit alleen hotels en restaurants te bestaan. In de zomer komt het op mij over als een ‘onduidelijk’ dorpje. De restaurants zijn wel geopend, maar iedereen slentert en zeult er een beetje doelloos rond met een ‘wat kom ik hier eigenlijk doen’ houding. Volgens mij is allemaal de ‘schuld’ van de mooie foldertjes die je van Whistler kunt krijgen. Ze spiegelen de zaken voor mooier dan de werkelijkheid is. We eten een sandwich en een bakje sla op een bankje uit de zon en besluiten nog even te gaan kijken bij de skate baan Dat is wel leuk: een paar enthousiaste skaters laten zien hoe je dit moet doen.
Onder protest van de kids, die wel hadden willen blijven kijken naar het skaten, gaan we weer terug naar het zuiden. Highway 99, heeft de bijnaam ‘Sea to Sky Highway’: je gaat in 50 km van Squamish (is de Sea) naar Whistler (is de Sky). En inderdaad, vanaf Whistler ga je alleen maar omlaag. En achter elke bocht verwacht je de zee te kunnen zien liggen. Toch kun je die pas zien als je Squamish voorbij bent. Daar stoppen we bij de Shannon Falls. Dat komt mooi uit, want het is behoorlijk warm geworden. De ruim 300 meter hoge waterval stuift lekker verkoelend en al gauw friemelen de kids met hun handen in het water.
Omdat we vanavond gaan BBQen doen we eerst boodschappen en gaan om een uur of drie weer terug naar de tent. Dan kunnen de kinderen ook nog wat spelen. Fabian moet eerst nog wat slapen en ondertussen gaan Manous en Lizet zwemmen in Alice Lake. Ik kan een beetje lezen en op de kaart kijken voor morgen (de rit naar en door Vancouver). De BBQ bevalt wel: We hebben NewYorker steak gekocht en die smaakte buitengewoon goed. Samen met een stokbroodje en een blik wittebonen in tomatensaus (wat een combinatie eigenlijk) hebben we heerlijk zitten smullen. Na het BBQ maken Lizet en kids naar goed Amerikaans/Canadees gebruik marsh mallows door zo’n wit bolletje op een stokje te prikken en in het vuur te houden.
Top Home Volgende: Vancouver Terug: Inhoudsopgave reisverslag
Whistler en Vancouver
24 Juni
Vannacht heeft het geregend en de tent is dus een beetje nat. Toch gaan we verkassen. Dus een beetje afdrogen en dan alles achterin. Nog effe tanken en dan weg.
Onderweg regent het (wel eens) pijpestelen. Je kunt zien dat het landschap gaandeweg verandert. Minder sneeuw, minder scherpe dalen en pieken, meer heuvelachtig, andere begroeiing (het is hier droger aan het worden).
Via Sicamous, Kamloops en cache Creek eindigen we op Marble Canyon Provincial park. Om een uur of 4 zetten we de tent op bij een meertje. Er is hier overigens helemaal niks. Dus voor het eten moeten we ‘even’ op en neer naar Cache Creek (35 km)
25 Juni
We stappen uit de tent onder een blauwe maar verrekte kouwe hemel. De zon doet wel snel z’n werk en het beproefde meerlagenkledingsysteem werkt weer optimaal: je begint met een hoop laagjes, waar je er telkens een van uittrekt. Om een uur of half 10 eindig ik een korte broek en een t-shirt.
Rond die tijd rijden we ook van de camping weg. Het wordt een mooi maat zeer bochtige rit. Zo bochtig, dat Manous klaagt over een raar gevoel in haar buik. Oh-oh. Meteen stoppen en een anti-reisziekte pilletje gegeven en ze mag ook voorin zitten. Dat vindt ze wel leuk. Het landschap begint hier, dichter bij de kust, vreemd genoeg weer meer bergachtig te worden. Via Pemberton en Whistler bereiken we om een uur of twee Alice Lake Provincial park. Een mooie camping waar we twee nachten willen blijven.
De camping ligt helemaal in de bossen de plaatsen zijn heel ruim (10 meter rond en 15 meter van de weg af). We doen boodschappen in Squamish. Daar is verder niet veel te zien. Het is een havenstad, maar heeft verder geen gezellige boulevard of zo. Dan maar naar de BurgerKing. Daar hebben de kindjes in ieder geval geen problemen mee. Papa ook niet…
26 Juni
Whistler zelf is overduidelijk een wintersport oord, dat in de zomer een onduidelijk dorpje is. Dat kunnen we zien als we een bezoek brengen aan het dorpje. Alles is gebouwd op wintersport: overdekte winkelpromenades en ‘stevige gebouwen’ (hotels en restaurants). In de zomer zijn de restaurants wel geopend, maar iedereen slentert en zeult er rond met een ‘wat kom ik hier eigenlijk doen’ houding. Dat is allemaal de ‘schuld’ van de mooie foldertjes die je van Whistler kunt krijgen. Ze spiegelen de zaken voor mooier dan de werkelijkheid is.
Nee, dan weer terug over de Sea to Sky Highway: in 100 km van Vancouver (= Sea) naar Whistler (= Sky). Op naar de Shannon Falls. Komt mooi uit, want het is behoorlijk warm geworden. De ruim 300 meter hoge waterval stuift lekker verkoelend en al gauw friemelen de kids met hun handen in het water.
Manous heeft samen met mama nog wat gezwommen in Alice Lake, terwijl Fabian lekker lag te ronken in de tent.
‘s Avonds geBBQt bij de tent.
27 Juni
Vanmorgen in een record tempo de tent opgeruimd. Om 8:56 waren we on the road again om de Sea to Sky Highway af te maken, op weg naar onze nieuwe en tevens laatste camping: Golden Ears Provincial park. De route voert ons dwars door Vancouver. De drukte op de weg en in de stad van allemaal best mee. Fabian weet niet wat ie ziet: schepen, zee, hijskranen (haven), vrachtauto’s, treinen etc.
Al om elf uur zijn we op de camping. Deze camping had ik vanuit Nederland per internet gereserveerd. Het werkte allemaal goed: we werden verwacht. Tent opzetten en thuisfront bellen, dan eten.
Net zoals Alice Lake is Gold Creek in Golden Ears Prov. Park een mooie camping. Met sites tussen de bomen. Het hoogseizoen begint volgende week pas, dus het is niet druk en lekker rustig. Bij aankomst ligt er naast de BBQ al een flinke stapel hout te wachten. Dat wordt dus flink stoken.
Na Fabian zijn schoonheidsslaapje vertrekken we om een uur of half vijf terug naar Vancouver. Een mooie test van het kaart rijden. Ons doel is de Metrotown Shopping Mall. Daar eten we wat en kijken de kids hun ogen uit (‘our shopping malls are muuuuch bigger’).
Daarna rijden we naar Canada Plaza, de terminal waar de cruiseschepen aanleggen. Die zijn er dan wel niet, maar toch leuk om even rond te kijken.
28 Juni
Vandaag gaan we een dagje downtownen. We rijden ‘s morgens (na lekker te hebben uitgeslapen) naar het Metrotown Centre en nemen daar de SkyTrain. We rijden naar de op een na laatste halte. We zijn dan vlak bij Robson Street, de straat met de vele restaurantjes. Ver hoeven we niet te gaan, Planet Hollywood is om de hoek. Op de 5-de verdieping eten we op de ‘patio’. Je kunt mooi van bovenaf het verkeer bekijken (en beluisteren). Elke keer als Fabian een sirene hoort (om de 5 minuten), roept ie ‘Komt ziekenauto aan!’.
Daarna met de SkyTrain verder naar het ‘Waterfront’. Vervolgens met de Seabus naar North Vancouver. Hier een beetje rondgekeken en een ijsje gegeten. Weer terug en opnieuw naar Canada Plaza, waar nu wel twee enorme cruiseschepen liggen afgemeerd. Dan terug met de SkyTrain naar MetroCentre. Het blijkt dat ze er nog een tweede mall hebben met een Toys’r’us. De kids krijgen allebei speelgoed: Manous een Barbie die Engels praat en Fabian twee matchbox autootjes van grote Amerikaanse trucks. Op weg naar de camping en tot aan het slapen gaan bestaat er even niets anders…
29 Juni
Dit keer vroeg opgestaan en op weg naar het Science Museum. Heel veel hands-on voor de kindjes, dus die hebben zich volop vermaakt. Waarom bestaat zoiets in Nederland niet?
Pas om half 3 met de Aquabus naar Granville Island. Daar over de Public Market geslenterd. Veel stalletjes met verse producten: groente, fruit, vlees, vis en brood. Fabian heeft het begeven en slaapt in de buggy totdat Manous een speeltuin heeft gevonden. Dan wordt Fabian snel wakker. We eten in het foodcourt van de Public Market en varen vervolgens terug. Niet helemaal tot aan het Science Museum, dan doen ze alleen overdag. Het laatste stukje lopen we terug.
Op de camping stoken we al ons hout en papier op en treffen we voorbereidingen voor het inpakken.
30 Juni
Zo, het zit er op. Vandaag vliegen we terug. Lizet heeft haar gebruikelijke eind-van-de-vakantie dipje.
We breken eerst de tent af en stoppen dan alles weer in de twee tassen en de koffer. We kijken nog even rond in Vancouver op het strand en gaan ‘s middags naar het vliegveld om de bagage in te checken. In tegenstelling tot Schiphol geen lange wachtrijen, we zijn eerder klaar als gedacht. Terug naar de auto en even aftanken. Omdat we tijd genoeg hebben rijden we naar het punt waar je de landende vliegtuigen over zee kunt zien aankomen en zonnen daar nog een uurtje. Dan leveren we de auto in en gaan door de douane.
Met de gebruikelijke Air Transat vertraging van een uur vertrekken we om 9 uur ‘s avonds richting Calgary. Daar stapt de rest van het vliegtuig in. Om precies twaalf uur ‘s nachts vertrekken we vanuit Calgary. Beide kindjes vallen tijdens het taxien al in slaap…
1 Juli
Na een vlucht van bij 8 en een half uur landen we om half vijf ‘s middags op Schiphol. Ikzelf heb (denk ik) twee uur kunnen slapen, de kinderen gelukkig een uur op 5. Snel door de douane. Opa en oma van Beek staan al te wachten en zwaaien uitgebreid naar de kids. De bagage laat nog even op zich wachten, maar na een half uur hebben we weer alles bij elkaar. Even iets drinken en dan gauw naar huis.
Wat smaakt een boterham met hagelslag toch lekker eigenlijk….
(Ok, Ok, ook deze aflevering zou eigenlijk vanuit Vancouver bijgewerkt moeten worden, en ze hebben er ook Internet Cafe’s genoeg. Toen we in Vancouver waren kwam het gewoon niet uit, om een en ander bij te werken, vandaar dat ook deze aflevering pas op 2 juli is gepubliceerd. Na heerlijk weer in mijn eigen bed te hebben geslapen, werd ik om half 5 vanmorgen klaarwakker (jetlag). Dan kun je net zo goed even je homepage bijwerken, of niet soms?
Ik wil iedereen hartelijk danken voor de leuke reacties op onze website, zowel in het gastenboek als directe e-mails. Ik heb ze wel gelezen, maar op geen enkele geantwoord, omdat me dat te veel tijd zou kosten. We zullen de komende dagen proberen wat te reageren…)
Vancouver
Van Whistler naar Vancouver
Vanmorgen, 27 juni, in een record tempo de tent opgeruimd. Om 8:56 waren we on the road again om de Sea to Sky Highway af te maken, op weg naar onze nieuwe en tevens laatste camping: Golden Ears Provincial park. Alhoewel het vanaf Squamish nog zo’n 50 km naar Vancouver is kun je vooral het laatste stuk merken dat je in de buurt van een stad komt: grote en dure huizen, de highway wordt vierbaans, meer vrachtverkeer etc. Na eerst een stuk zuidwaarts gereden te hebben langs de Howe Sound, draaien we bij West Vancouver naar het oosten en bereiken dan North Vancouver (volgen jullie het nog?). North Vancouver ligt tegenover het eigenlijk Vancouver en je hebt dan ook een mooi uitzicht op de stad zelf.
Voor ons weer een weerzien na 5 jaar, maar Fabian is meer geinteresseerd in alle vrachtwagens, bruggen en hijskranen die hij in de buurt van de havens kan zien. Dan steken we via de Second Narrows Bridge over naar Vancouver en Burnaby (liggen tegen elkaar), waar de highway zich door heen slingert. Ik zie dat de meest linkse strook een carpool strook is voor twee of meer personen per auto. Dat is mooi: relatief rustig kunnen we nu een stuk van de ‘1’ volgen. Na een tijd ‘stappen we over’ op de ‘7’ die ons in oostelijke richting voert. Hier moet ergens de afslag naar het Golden Ears park zijn. De dorpen/steden waar we nu doorheen rijden, Pitt Meadows en Maple Ridge zijn echte forenzen plaatsen. Ze staan vol met ‘townhouses’, de Amerikaans/Canadese variant op het rijtjeshuis. Beide zijden van de ‘7’ highway lijken compleet volgebouwd met malls, shoppingcentre, autohandelaren, restaurants en tankstations. Na enig zoeken en verkeerd rijden vinden we eindelijk de 232nd (!) street. Deze weg komt uiteindelijk uit bij de ingang van het park, dat we om een uur of 11 bereiken. Vanaf daar is het nog 12 km naar de camping, en je rijdt een lange weg af, dwars door het bos. Doordat er aan weerszijde van de weg nog een strook van een meter of tien mooi gemaaid gras ligt voordat de kaarsrechte bomen hoog de lucht insteken heb je het idee dat je bij een duur hotel of conferentieoord uitkomt. Nee hoor, alleen maar twee campings.
Ik heb eind mei thuis via internet op de site van DiscoverCamping voor drie nachten op de Gold Creek camping gereserveerd. Dat ging toen gesmeerd, en men verwacht ons dus ook: het noemen van het reserveringsnummer is voldoende. We krijgen plaats 41 aan de Trillium Drive. Weer een mooie ruime plaats tussen de bomen. Bij aankomst ligt er naast de BBQ al een flinke stapel hout te wachten. Dat wordt dus flink stoken. Het is er nog niet druk, maar dat zal het komende weekend wel veranderen, op 1 juli is het Canada Day (nationale feestdag) en het begin van de schoolvakanties. Na de tent op zetten bedenken we ons opeens dat we het thuisfront moeten bellen. De telefoon staat aan het begin van het park, dus die 12 km weer terug. De ene opa en oma zijn niet thuis, dus dan de andere opa en oma. Alles is goed.
Het is tijd om te eten en te slapen, tenminst voor Fabian. Manouschka doet ook een poging, maar die eindigt zoals gewoonlijk na een half uur in spelen. Na Fabian zijn schoonheidsslaapje vertrekken we om een uur of half vijf terug naar Vancouver. Ons plan is om eerst naar Metrotown Centre te gaan. Dit is volgens de boekjes een enorme shopping mall. Leuk, we gaan eens kijken wat die kinderen van ons daar nou van vinden, want ‘our shopping malls are muuuuch bigger’. We willen daar wat eten en dan zien we wel wat we gaan doen. We volgen eigenlijk dezelfde route (eerst de ‘7’ west, dan de Mary Hill Bypass naar de ‘1’ en deze ook in westelijke richting volgen). Bij afslag 29 (Willingdon Ave) gaat het zuidwaarts.
Je komt dan vanzelf bij Metrotown uit. Dit is wel weer even wennen, ik zie het rijden in zo’n drukke stad (het is ook nog spitsuur) als een vuurdoop. Maar ik breng het er opmerkelijk goed vanaf: ik rijd maar één keer verkeerd. Zodra de shopping mall in zicht komt zeggen Lizet en ik tegelijkertijd: ‘oh, maar hier zijn we al eens geweest’. In 1995 zijn we hier inderdaad al eens gaan shoppen en we hebben er een biosje gedaan. Nog wel een beetje bekend rijd ik de auto de parkeergarage in. We eten in het Rainforest Cafe, ook weer zo’n thema restaurant (Save the Forest). Hebben we in London ook wel eens gedaan. Je eet in een oerwoud met het plafond bedekt met ‘jungle-begroeiing’. Overal hebben ze beesten (olifant, tijgers, apen, papegaaien) die op gezette tijden hun opgenomen kreten laten horen. Een flinke waterval zorgt ervoor dat je constant achtergrondruis hoort (en vaak naar de WC moet :-). Het eten bestaat uit de normale Amerikaanse hap: burgers, salads en pizza’s.
Ik heb er kennelijk nog niet genoeg van, want na enig aandringen van Lizet rijden we naar Canada Place, de terminal waar de cruiseschepen aanleggen. Die zijn er dan wel niet, maar toch is het wel leuk om hier even rond te lopen. Je kijkt als het ware tegen de hoge kantorentorens in het centrum aan omhoog. De kinderen rennen uitgelaten rond en Manous kijkt zeer geinteresseerd hoe werklui hijpalen de zee instampen om de terminal uit te breiden. Het is een mooie zomeravond en pas om negen uur gaan we terug naar de camping. Als we daar om tien uur aankomen, het is inmiddels donker, laat Manouschka weten dat ze nooit meer in het donker op de camping wil aankomen (de werkelijke reden is dat papa of mama dan geen verhaaltje meer voorlezen).
Vancouver by SkyTrain
Omdat we gisteren eigenlijk een flink deel van de dag in de auto hebben gezeten, nemen we het er vandaag van. Het begint al met lekker lang uitslapen. Ook de kids hebben er kennelijk behoefte aan, ze worden pas om een uur of negen wakker. Tijdens het ontbijt maken we de plannen voor vandaag. Het wordt een dagje downtownen. We zetten de auto weer neer in het Metrotown Centre en nemen daar de SkyTrain. Dit is een metro-achtig treintje dat vanuit de buitenwijken via Metrotown naar het centrum rijdt en daar eindigt bij de haven, het ‘Waterfront’. Het begint niet goed: de kaartjes moeten betaald worden met muntjes die we niet hebben. Ok, even wisselen in de mall. Daar wil niemand me helpen als ik niks koop. Dan maar in de food-court een blikje cola kopen. Omdat ik alleen maar briefgeld heb, vinden ze me lastig, maar uiteindelijk heb ik de munten die ik wil hebben. Kunnen we eindelijk kaartjes kopen. De SkyTrain laat je wel Vancouver by day zien, je krijgt er een mooie indruk van de stad. In het centrum duikt ie de grond in. Bij de op een na laatste halte stappen we uit, deze is het dichtste bij Robson Street. Robson Street is de straat waaraan de vele restaurantjes met de vele verschillende cuisines liggen. We hoeven voor het eten niet ver te gaan: zodra we de hoek om lopen en op Robson Street uitkomen, lopen we tegen het logo van Planet Hollywood aan. Binnen worden we met de lift naar de vijfde verdieping gebracht. Eenmaal boven kun je binnen eten of op de ‘patio’. Nou dat is niet moeilijk, buiten natuurlijk, het is mooi weer! We zitten aan de rand van de patio en kunnen mooi op het voorbijstromend verkeer neerkijken. De kids kijken hun ogen uit, er is dan ook genoeg te zien! Elke keer als Fabian een sirene hoort (om de 5 minuten), gaan z’n ogen ver open en roept ie ‘Komt ziekenauto aan!’. Na het eten rijden we met de SkyTrain door naar de laatste halte, het ‘Waterfront’. Daar kopen we kaartjes voor de SeaBus. Deze vaart van het ‘Waterfront’ naar North Vancouver. Hier kijken we een beetje rond, maar echt veel is er niet te zien, al probeert men de indruk te wekken alsof North Vancouver de gateway naar de rest van de wereld is.
Na een ijsje voor de kids en een frozen yogurt (dat moeten ze in Nederland ook eens maken!) gaan we weer terug. Bij het Canada Place liggen nu wel twee enorme cruiseschepen afgemeerd. Dus nog een keertje rondkijken. Eigenlijk heb je op zo’n schip toch maar een klein pokkenkamertje. Niks voor ons, dat doen we misschien als we 65 zijn en niet meer weten wat we met ons geld moeten doen (onwaarschijnlijk, er zitten nog witte vlekken in onze kaart van Amerika en Canada en trouwens ook de rest van de wereld).
Na een uurtje rondhangen gaan we met dezelfde SkyTrain weer terug naar Metrotown. Ik had vanmorgen gezien dat ze er een Toys’r’us hebben, en de kids hebben wel wat speelgoed verdient! Ze hebben ons al ruim twee weken uitgehouden. Manous wil een Barbie die Engels praat en Fabian kiest twee matchbox autootjes, een bus en een grote Amerikaanse truck. We eten in het food-court, Chinees dit keer. De kids eten er goed van, dus met de smaak zit het dan wel goed. Als we terug rijden naar de camping, een rit van een uur, bestaat er even niets anders dan hun nieuwe speelgoed…..
Science museum en Granville Island
Dit keer zijn we vroeg opgestaan. Snel eten en op weg naar Vancouver. Omdat we nu vroeg zijn vrees ik de forenzen files, maar het is juist erg slap. Ik vermoed dat iedereen een lang weekend heeft, want overmorgen is het Canada Day, de nationale feestdag. Maar goed, ik klaag niet.
Dit keer zetten we de auto gewoon bij het Science Centre neer, voor de deur. Een beetje benieuwd of de kinderen dit leuk vinden, gaan we naar binnen. Lang hoeven we niet op het antwoord te wachten, want ze rennen van de ene hands-on naar de andere hands-on. ‘Hands-on’ is de Engelse term, voor iets wat je zelf kunt doen. Een museum, waar je zelf een helehoop dingen kunt uitproberen dus. En dat is net iets voor kinderen. Ze blijven tot in de middag geboeid door alles wat ze kunnen en mogen doen, ook als snappen ze er helemaal niks van.
Als we ‘s middags wil eten bij het ingebouwde A&W restaurant (wat een waardeloze shit voer hebben ze daar trouwens, zeg!) willen ze niet mee, ze hebben juist een bak met stromend water ontdekt waar ze met schotjes dammetjes kunnen en de stroming van het water kunnen veranderen. Dus voor eten hebben ze eigenlijk geen tijd! Voor volwassen heeft het museum ook interessante dingen te bieden en papa is af en toe ook even ‘kwijt’. Aan de museums in Nederland: hier ligt nog een taak voor jullie (ennuh, het Metropolis in Amsterdam haalt het niet bij dit soort museums!)
Om een uur of drie hebben we dan toch alles gezien en gaan we op weg naar de volgende bezienswaardigheid op ons lijstje. Met de AquaBus varen we over False Creek naar Granville Island. Een grappig klein felgeschildered bootje, die AquaBus, ze varen tussen een aantal veelbezochte punten aan de False Creek heen en weer.
Heb je mooi geen parkeerprobleem! Granville Island is vooral bekend om z’n Public Market. In een soort grote hallen, staan markt kooplui diverse verse en exotische waren aan te verkopen. Zo heb je stalletjes met alleen maar groente en fruit of vlees, vis of brood. Daarnaast hebben ze een foodsection, waar je weer op de bekende wijze je eten bij elkaar kunt winkelen en in een centraal deel op kunt eten. Dit is voor Fabian niet zo heel interessant en omdat ie in het Science Museum heeft rondgeraasd, valt ie hier in slaap in de buggy. Als we verder slenteren, komen we nog de Children’s Market tegen. Dit is een combinatie van een groot speelkasteel met speelgoedwinkels en klerenwinkels speciaal voor de kleine. Even verderop een speeltuin met veel water. Het is nu niet zo heel erg warm, dus we zijn blij dat er ook een deel speeltuin is dat niet met water is ‘uitgerust’. Manous heeft overigens genoeg aan een glijbaan en een klimrek.Door de herrie van de speeltuin wordt Fabian weer wakker en wil ook nog wat spelen. Langzaam aan slenteren we weer terug naar de Public Market en kopen we ons eten bij elkaar: pizza punt hier, tuna sandwich daar, en tenslotte een soort zoet chocoladebrood bij de bakker.
Als we terug willen varen naar het Science Museum meldt men ons dat dat aanlegpunt ‘s avonds niet meer wordt aangedaan. We kunnen wel worden afgezet bij Stamp’s Landing, ongeveer een kwartier lopen naar het Science Museum. Doen we dat toch…
Op de camping stoken we al ons hout en papier op en treffen we voorbereidingen voor het inpakken.
Inpakken… en naar huis
Zo, het zit er op. Vandaag vliegen we terug. We zijn vroeg opgestaan want we moeten nog een hoop inpakken. Dat denk ik tenminste, maar het valt allemaal wel mee, want binnen twee uur hebben we de tent afgebroken, opgeruimd en alles wat mee terug moet ingepakt. Want nee, inderdaad, niet alles gaat mee terug. Lizet heeft een mooi systeem bedacht voor dit soort vakanties: neem een hoop oude kleren, handdoeken en washandjes enzo mee. Aan het einde van de vakantie gooi je dat allemaal weg en heb je ruimte en gewicht over om andere spullen mee naar huis te nemen. In ons geval is dat een hoop folders, kaarten en docu en wat boeken die we hier gekocht hebben. En tenslotte hebben we een gasbrander en een tent lamp hier gekocht en die nemen we natuurlijk ook mee naar huis. Het gaat overigens met gemak in de tassen en de koffer.
Lizet heeft haar gebruikelijke eind-van-de-vakantie dipje, voor haar kan de vakantie niet lang genoeg duren. Ik heb daar geen last van: als ik van te voren weet dat de vakantie drie weken gaat duren, dan wil ik na die drie weken weer naar huis. Om een uur of elf verlaten we de camping. Nu staat er voor de ingang een lange rij met vakantiegangers, en aan het begin van de camping staat het bordje ‘campgrounds full’. De vakanties zijn hier begonnen….
Als we in Vancouver aankomen is het etenstijd en zoeken we een restaurantje in de buurt van het strand. Dat is niet zo heel moeilijk te vinden. In het restaurant werkt een Nederlands meisje wat de verplichte vragen stelt (hoe lang zijn jullie al hier, waar ga je nog naar toe enzo), maar ons dan met rust laat. Om de tijd te doden laten we de kids nog wat rondrazen op het strand, en al gauw zitten ze in een kuil te wroeten (Duitsers in de buurt?).
Om een uur of drie gaan we toch echt naar het vliegveld om de bagage in te checken. In tegenstelling tot Schiphol geen lange wachtrijen, we zijn eerder klaar als gedacht. Terug naar de auto en even aftanken in Richmond. Omdat we tijd genoeg hebben rijden we nog even naar het punt waar je de landende vliegtuigen over zee kunt zien aankomen en zonnen daar nog een uurtje. Dan leveren we de auto in en gaan door de douane.
Met de gebruikelijke Air Transat vertraging van een uur vertrekken we om 9 uur ‘s avonds richting Calgary. Daar stapt de rest van het vliegtuig in. Om precies twaalf uur ‘s nachts vertrekken we vanuit Calgary. Beide kindjes vallen tijdens het taxiën al in slaap…
Na een vlucht van bij 8 en een half uur landen we om half vijf ‘s middags op Schiphol. Ikzelf heb (denk ik) twee uur kunnen slapen, de kinderen gelukkig een uur of 5. Snel door de douane. Opa en oma staan al te wachten en zwaaien uitgebreid naar de kids. De bagage laat nog even op zich wachten, maar na een half uur hebben we weer alles bij elkaar. Nog even iets drinken en dan gauw naar huis.
En wat smaakt een boterham met hagelslag dan toch weer lekker 🙂
Jasper, Glacier en Mount Revelstoke National Park
19 Juni
Lekker laat wakker geworden. Tijdens het ontbijt begint het lekkerder weer te worden.
Vandaag gaan we naar de oostkant van Jasper Nat’l Park. Daar in Miette Hot Springs is een ‘pool’, waar het grondwater met een temp van 50 graden gebruikt wordt om in te baden. Na een rit van een uur door (alweer) mooie natuur, komen we aan het eind van een dal aan bij de Hot Spring. Zwembroek en handdoek mee en al gauw zwemmen we in badwater. zo voelt het tenminste aan. Af en toe even afkoelen in water van 10 graden (dat dan we heel koud is). Na een uurtje zijn we helemaal rozig en loom, bovendien is het piknik tijd. Vanzelfsprekend hebben ze er een piknik hoek.
Na het eten wandelen we een stukje verder, daar staat het oude zwembad, in gebruik tot 1983. Ook kun je hier daadwerkelijk de plaats bekijken waar het warme en zwavelhoudende water uit de grond komt.
In een rustig tempo komen we weer terug in Jasper.
Vlak voordat ik naar het Soft Rock Internet Cafe ga, om deze site bij te werken, kijkt de bestuurder voor mij niet goed uit. en laat zich door een tig-tonner Mack truck in de flank rijden. Of hij en zij het overleefd hebben betwijfel ik, en de rest van de avond is de stemming bedrukt. Na het zien van wat er overblijft van wagen en inzittenden heb ik weer heilig ontzag voor deze enorme vrachtwagens.
20 Juni
Vnadaag krijgen Manouschka en Fabian eindelijk hun zin: we gaan met de kabelbaan. Met de Jasper Airtram om precies te zijn. Bij het grondstation hoeft Fabian ineens niet meer zo nodig en we moeten hem in het gondel tillen. Manous vindt alles prachtig. Tijdens de rit omhoog krijgen we op de gebruikelijke Amerikaanse manier een hoop feiten over ons uitgestrooid: hoe lang, hoog, zwaar, snel etc.
Boven is het aardig koud, en algauw zitten we achter uitzichtsramen te genieten van het uitzicht (dat het kan he) en warme chocomel.
‘s Middags rijden we naar Lake Maligne, volgens de beschrijvingen een ‘parel’. Omdat het hier zwaar bewolkt is, is het wat minder mooi dan gehoopt. Wel is er wederom een mooie weg heen en terug.
‘s Avonds maken we de auto en tent klaar om te verkassen
21 Juni
Vandaag hebben we een lange rit voor de boeg. We gaan vanuit Jasper terug naar Lake Louise en vandaaruit naar Golden. Dat betekent dat we Jasper, Banff en Yoho National park gaan vaarwel zeggen en rustigaan op weg naar het westen, richting Vancouver gaan. Het is prachtig weer: de bewolking breekt helemaal open en de Icefield Parkway (vanuit Jasper naar Lake Louise) ligt ‘aan onze voeten’. We maken een tussen stop bij de Athabasca Falls. Hier stort een 30 meter brede wilde rivier vol blauw/groen gletsjer water zich een meter of 20 naar beneden. Een imposant en vochtig gezicht.
Een uur later bereiken we de Athabasca Glacier. Zoals al eerder beloofd gaan we met een speciale off-the-road bus de gletsjer op. Dat is een hele belevenis. Het is prachtig om midden op een uitloper van de gletsjer uit te stappen en de lichtblauwe stukken ijs om je heen te zien. Manous en Fabian genieten zichtbaar van de hobbelige rit in een ‘(s)toere bus’ (Fabian kan nog geen ‘st’ zeggen, en maar er maar ‘t’ van).
Na het picknicken in de auto (‘t is toch wel koud op deze hoogte) rijden we verder. Bij Lake Louise trekt de hemel weer dicht en een groot deel van de rit door Yoho Nat’l Park regent het pijpestelen (of is het tegenwoordig pijpenstelen?).
Als we aankomen in Golden is er (gelukkig) weer niets aan de hand, lekker droog met een zonnetje. ‘s Avonds stoken een flink kampvuur, wat de kids erg interessant vinden. Het houdt ons in ieder geval warm tot een uur of half elf.
22 Juni
Golden zelf is een leuk maar erg rommelig stadje: veel braakliggende terreinen tussen de huizen, iets dat je hier wel vaker ziet). We hebben er verder niets te zoeken, dus we rijden verder. Het doel is Revelstoke. Dat betekent dat we twee nationale parken doorkruisen: Glacier en Mount Revelstoke National Park.
Zodra we van de camping afrijden begint het te hozen. dat beloofd weinig goeds. In het Glacier national Park is het gelukkig redelijk droog en kunnen we groog en wel het Rogers Pass Centre bezoeken. Dit centrum is gewijd aan de aanleg en exploitatie van de spporlijn die door de twee parken loopt. Persoonlijk erg interessant, en ik kan het dan ook niet laten om twee boeken te kopen die iets van de historie uitleggen.
Lizet belt met oma die vertelt dat er in NL een bescheiden hittegolf heerst. Wat een ‘geluk’ dat we dat gemist hebben, al zou het hier wel iets warmer mogen.
Na de picknick rijden we in somber weer verder naar Revelstoke. Daar vinden we het vertrouwde logo van de KoA (Kampground Of America) camping. In her Revelstoke Railway Museum, is de geschiedenis van de Canadese spoorwegen in de National Parken terug te vinden. De kids zijn natuurlijk het meest onder de indruk van een grote zwarte stoomlocomotief.
‘s Avonds breekt de zon weer door (je kan er dus eigenlijk geen pijl op trekken, dat weer hier), en we eten op een terras in de zon.
23 Juni
Vandaag een ‘tussendagje’: we wachten bewust een dag af voordat we weer twee dagen achter elkaar verder rijden. Dit doen we om de kinderen niet al te gek te maken, zij moeten ook kunnen genieten.
Het is mooi weer. Het stadje Revelstoke ligt tegen het Mount Revelstoke Nat’l Park aan. Daar ‘doen’ we een trailtje. Een rondje bos van een kilometer of 3 a 4. Het gaat omhoog en omlaag. Manous klaagt niet en Fabian laat zich af en toe dragen. Al met al lopen ze het hele rondje uit, iets dat we niet verwacht hadden.
Picknicken doen we op een uitzichtspunt hoog boven Revelstoke. De gebruikelijke zaken zoals Fabian die niet wil eten etc.
Dan bezoeken we de Revelstoke Dam, waar ze electriciteit opwekken. Tegen de verwachting in vinden Manous en Fabian het wel interessant, al snappen ze niet waar het over gaat.
Daarna spelen de kids op de camping. Vlak voor het eten doe ik boodschappen voor de BBQ op de camping.
Morgen gaan we een deel van de grote afstand richting Vancouver afleggen. We zien wel hoe ver we komen…
(Nu was het dus de bedoeling dat ik deze pagina terplekke ergens zou gaan bijwerken en publiceren. Dat is er bij ingeschoten. Sorry, voor iedereen die op nader bericht zat te wachten. We zijn nu (2 juli) in Boxtel en ik doe een en ander dus maar vanuit hier.)
Van Banff naar Jasper
13 Juni
Vandaag gaan we Banff ‘doen’. Dat ligt, vreemd genoeg, midden in Banff National Park en we moeten dus een park pass kopen. We parkeren midden in het centrum van Banff en check-en dit even uit. Papa moet zo nodig z’n e-mail weer checken en update dan meteen weer een stukje website. Mama gaat met de kids iets drinken in het lokale dorpsparkje.
Daarna eten in een Mexicaans restaurant. Na een bezoekje aan de lokale bezienswaardigheden (Bow Falls en het majestueuze en pompeuze Banff Springs Hotel) gaan we weer terug richting camping. ‘s avonds doen we nog een whirlpooltje en dan is het slapen gaan.
14 Juni
Oh-oh. Totaal bewolkt rollen we uit onze tent. Dat beloofd niet veel goeds. In Canmore shoppen we onze boodschappen en Banff tanken we ‘gas’. Vandaag gaan we naar Lake Louise. Papa sloopt de tent en mama doet de was (over rollenpatroon gesproken). En inderdaad, zodra we Banff Nat’l Park binnen rijden, begint het te regenen (licht, maar toch). Het houdt ook niet meer op.
In Banff picknicken we samen met een paar andere internationale bezoekers in het parkje. Dan rijden we via de Bow Valley Parkway naar Lake Louise. Hartstikke mooi, maar met die regen erbij toch wel een beetje triest.
In Lake Louise hebben ze het tentgedeelte van de camping afgezet vanwege beren. Oh.
We laten onze flexibiliteit zien en vinden een camping in het aangrenzende Yoho Nat’l Park: Kicking Horse campground. In de regen de tent opgezet. Wel mooi gelegen tussen de bergen. Avond eten doen we in het International Hostel in Lake Louise. Grappig om die ‘wereldreizigers maar ook anderen te zien eten.
15 Juni
Vandaag is Lake Louise aan de beurt. Na het ontbijt in een gemeenschappelijke ‘kitchen shelter’ vanwege het straaltje zon en warmte dat daar te vinden is, gaat het richting Lake Louise. Eerst een trui kopen want ik verrek van de kou (alleen rekening gehouden met warm weer – sukkel). Op de heenweg zijn we nog even gestopt om naar een goederentrein te kijken die zich vanuit Field naar boven worstelde. Toen hij ook nog flink naar een zwaaiende Manous en Fab toeterde werd het Fabian even te veel: brullen!
Het meertje bij LL is erg mooi, maar een beetje ‘uitgemolken’. Het ‘chateau’ dat erbij staat maakt het alleen maar erger: beton. Nee, dan Moraine Lake. Vooral de bergen in de schaars aanwezige zon maakt het geheel mooi. ‘s avonds op de camping geprobeerd vuurtje te stoken, maar het hout is te nat, en behalve een hoop rook, levert het niks op.
16 Juni
‘Goed’ geslapen, maar 1 keer wakker geweest omdat de langskomende goederentrein ‘s nachts ook schijnen te moeten toeteren. Dat is wel speciaal: die treinen rijden hier via een 8-vormige tunnel naar boven, omdat de helling van de berg zelf te steil is. Dat gaan we vandaag eens beter bekijken, maar eerst een beetje natuur.
Dus naar de Natural Bridge, een rots die is uitgehold door een waterval en veel fotomateriaal oplevert. Ook voor de bussen vol toeristen die worden uitgebraakt.
Het nabije Emerald Lake is zo mogelijk nog mooier. Het gletsjer water, dat nog blauw is van het meegevoerde ‘silt’ is prachtig in de bosrijke omgeving.
‘s middags kijken we dan inderdaad naar de Spiral Tunnels. Op zich niet zoveel te zien als er geen trein langs komt. Later volg ik de trail ‘Walk into the past’. Dit laat zien hoe destijds de tunnels zijn aangelegd. Ik kom vlak bij het spoor waar de enorme lange goederentreinen met 20 km/uur omhoog kreunen. 4 locomotieven zeulen een lading hout van meer dan een kilometer omhoog. De trail eindigt bij een relikwie uit het begin van vorige eeuw: een smalspoorlocomotief (mooi woord om te typen) die, op z’n kop, ligt weg te roesten. Het ding is gebruikt bij de aanleg van de tunnels.
Morgen is het inpakken en op naar Jasper.
17 Juni
Vroeg, nou ja vroeg, opgestaan (8:30) eten en inpakken. Om 11:10 rijden we Lake Louise uit, richting Jasper. Het wordt een lange rit vol met natuurschoon. Overal waar je kijkt zie je ‘dichtbeboste bossen’. Af en toe een blauw meertje. Wat mij zo verwondert, is dat er nergens iemand woont. Op ongeveer een derde van de afstand, is er een uitzichtpunt over de Saskatchewan River. Een prachtig weids gezicht over een meanderende rivier, met op de achtergrond de eeuwige besneeuwde bergtoppen.
Halverwege de afstand begint de weg te stijgen. Je moet hier over een pas, de Sunwapta pas, waarbij je ook Jasper National Park binnengaat. Vlak daarna het Icefield Centre, een museum dat gewijd is aan de Athabasca Glacier. Je kunt met een speciale off the road bus over de gletsjer rijden. Gaan we later doen, nu rijden we door. In Jasper vinden we een plaatsje op de Whistlers campground.
18 Juni
Vaderdag! Twee kleine boefjes komen hun vaderdagkadootjes brengen (heb ik wel zelf ingepakt). We hebben lekker uitgeslapen tot 9:00. Daarna ontbijten in z’on sheltertje, samen met een stel internationale 20-jarige grieten met een overdosis hormonen (is niet wat het lijkt) die zo’n trip door Canada maken in een grote van.
Het is takken-weer: koud en regen. We doen de huishoudelijke zaken: de was en boodschappen. In de middag piknikken we bij Lake Annette. Hier demonstreert papa hoe je onder ‘primitieve’ omstandigheden eieren kan bakken. Daarna nog wat om het meertje lopen. Dan richting camping, waar Fabian (‘ik ben niet moe’ en dat 3 keer per minuut) als een blok in slaap valt. ‘s Avonds eten we bij de Griek. (Something Else restaurant). Giros, alhoewel het in mijn ogen meer op frikandel lijkt. Dat hebben we wel eens meer meegemaakt in San Diego. Na het eten kijken we nog even bij de Jasper Airtram (kabelbaan). Beide kids zouden het liefst meteen omhoog gaan en Manous stelt in een kwartier tijd honderden vragen over het hoe en wat van een kabelbaan.
Om negen uur liggen ze in bed, maar vooral Fabian wil maar niet slapen. Het lijkt erop dat meneer ‘s middags niet meer hoeft te slapen, maar dan is ie ‘s avonds in een restaurant niet te genieten.
(Deze tekst is op 19 juni in het Soft Rock Cafe in Jasper bijgewerkt)
Lorem ipsum dolor sit amet, consectetuer adipiscing elit, sed diam nonummy nibh euismod tincidunt ut laoreet dolore magna aliquam erat volutpat. Ut wisi enim ad minim veniam, quis nostrud exerci tation ullamcorper suscipit lobortis nisl ut aliquip ex ea commodo consequat. Duis autem vel eum iriure dolor in hendrerit in vulputate velit esse molestie consequat, vel illum dolore eu feugiat nulla facilisis at vero eros et accumsan et iusto odio dignissim qui blandit praesent luptatum zzril delenit augue duis dolore te feugait nulla facilisi.